Het ASO biedt momenteel meer toekomstmogelijkheden dan TSO of BSO. Maar ons secundair onderwijssysteem is zo opgebouwd dat het de lat hoger legt in het ASO en stelselmatig de (zogenaamd) sterkste leerlingen daarheen lokt, terwijl de anderen eruit gefilterd worden. Daardoor zijn er in het TSO en BSO ook meer gedemotiveerde leerlingen. Een opwaardering van ons beroepsonderwijs zou rechtvaardiger zijn, en beter voor de economie.

De meeste ouders zijn daar inderdaad van overtuigd, want de overgrote meerderheid wil hun kinderen doen starten in het ASO. Scholen bieden soms weerwerk en proberen de minder sterke leerlingen van meet af aan in het technisch of beroepsonderwijs (de ‘B-stroom’) te laten starten.

Je kan de ouders geen ongelijk geven. Het is momenteel ongetwijfeld zo, dat het ASO veeleisender is, en ook meer toekomstmogelijkheden biedt – weliswaar op voorwaarde dat jongeren nadien voortstuderen. Nadien, op de arbeidsmarkt, hebben afgestudeerden uit het technisch en beroepsonderwijs een voordeel gedurende de eerste jaren van hun loopbaan: ze vinden meestal sneller werk en verdienen goed hun boterham. Maar ASO- schoolverlaters halen hen na enkele jaren al in met hogere lonen en betere tewerkstellingskansen op langere termijn (Dat blijft gelden na uitzuivering van andere factoren zoals intelligentie en sociale herkomst). Eenmaal voorbij de leeftijd van 40 slaat de balans helemaal om in het voordeel van de mensen met een ASO- diploma.

Nochtans is dat geen natuurwet: de arbeidsmarkt heeft behoefte aan goede technici en mensen met praktische beroepskennis. Er zijn zelfs voortdurend heel wat beroepen zoals bakker, elektrotechnicus, bouwvakker, truckchauffeur… waar heel wat vacatures niet opgevuld geraken. Maar ons secundair onderwijssysteem is zo opgebouwd dat het de lat hoger legt in het ASO en stelselmatig de (zogenaamd) sterkste leerlingen daarheen lokt, terwijl de anderen eruit gefilterd worden. Daardoor zijn er in het TSO en BSO ook meer ontgoochelde leerlingen, die na een mislukking in het ASO gedwongen werden om te veranderen van richting. Deze leerlingen samen zetten in dezelfde klassen heeft (soms) voor gevolg, dat ze elkaar omlaag trekken, gedemotiveerd raken en voortijdig de school verlaten.

Het kan anders: in Duitsland en in Noord- Europa is het beroepsonderwijs sterker. Heel wat afgestudeerden van het beroepsonderwijs stromen er zelfs door naar het hoger onderwijs; en de inkomens van ‘ASO’- en ‘BSO’-gediplomeerden liggen er ook veel dichter bij elkaar. Een opwaardering van ons beroepsonderwijs zou rechtvaardiger zijn, en beter voor de economie.

Bijdrage door Ides Nicaise