Het eerste hoofdstuk

Het eerste hoofdstuk van Aan de onderkant ligt de lat altijd hoger lees je hier. Het gaat over vakantie.

 

Op safari in de Kalmthoutse Heide

‘Vroeger, toen we nog een auto hadden, gingen we vaak op uitstap. Een keer naar de zee, dan naar de Ardennen…Maar ja, toen Anita niet meer kon werken moesten we onze auto verkopen. En nu zitten we vooral binnen.’ Hugo schudt zijn hoofd en zucht. ‘Ge doet precies alsof dat mijn schuld is’, sneert Anita en ze slaat met haar vuist hard op zijn bovenarm. ‘Ik kan er toch ook niet aan doen dat mijn knieën kapot zijn?!’

Mijn oog valt op een tattoo die van onder Hugo’s rechtermouw komt uitpiepen. Een hartje met de namen van
zijn kinderen. Die had ik nog niet eerder gezien. Hugo zwijgt en kijkt naar beneden. Hij heeft duidelijk geen zin om hier de confrontatie aan te gaan. ‘Maar ja, dat waren schone tijden’, gaat Anita verder als ze wat gekalmeerd is. Ik moet moeite doen om Anita goed te verstaan. Ze praat vrij luid, maar mompelt en slikt sommige woorden in. ‘Ik zou zo graag eens op vakantie gaan. Niet ver hé, ik moet niet in Spanje zitten bakken. Gewoon een weekje aan zee, efkes uitwaaien, samen met de kinders. Mij even geen zorgen maken over geld en al de andere nest. Dat zou ik zo graag eens doen. Maar ja, dat gaat niet.’

Anita en Hugo zitten naast mij aan tafel. Samen met Stefanie en Franky hebben we net rond de volgende Volksuniversiteit gewerkt, met als thema werk. Elke Volksuniversiteit, vijf per werkjaar, wordt in de lokale groepen voorbereid. Het zijn kleine groepjes waar de mensen elkaar kennen en vertrouwen. Om af te sluiten heb ik gepolst naar ieders vakantieplannen.

‘Wat bedoel je met “dat gaat niet”?’ Anita aarzelt even en haalt haar schouders op: ‘Ach Kris, we kunnen ons geld beter sparen voor andere dingen.’ Franky knikt, maar Stefanie reageert fel: ‘Ik dacht dat ook. Tot ik vorig jaar een weekendje weg ben geweest met de kinderen. Dat was zalig. De frisse lucht opsnuiven aan zee. Dat was alles wat ik nodig had, er even tussenuit zijn en genieten.’ Anita slaat haar ogen neer en zegt dat zij daar niet de
moed voor heeft. ‘Nochtans heb je recht op vakantie, Anita.’ Iedereen aan tafel kijkt me vragend aan. Franky zegt
dat hij nog nooit heeft gehoord van ‘recht op vakantie’. ‘Toch is het zo’, antwoord ik en ik haal mijn smartphone
boven. ‘Kijk maar, het staat zelfs in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: iedereen heeft recht op rust en op eigen vrije tijd.’ De groep is verbaasd, ze lijken het niet te geloven. ‘Dat kan allemaal wel goed zijn, maar wij kunnen dat toch niet betalen’, zegt Anita moedeloos.

Ik herinner me de cijfers die ik onlangs tegenkwam in de krant: één Vlaming op vijf kan zich geen weekje vakantie veroorloven. ‘We kunnen wel eens kijken voor een vakantie via het netwerk Iedereen Verdient Vakantie’, opper ik, en ik leg uit dat dit een dienst is van de Vlaamse Overheid die mensen in armoede de kans wil geven om op vakantie
of uitstap te gaan. Hotels en vakantieverblijven kunnen via die dienst plaatsen aanbieden aan sterk verminderde tarieven.

Stefanie schudt heftig haar hoofd, haar lange bruine haren wapperen heen en weer: ‘Dat is een mooi initiatief, maar voor mij nog altijd onbetaalbaar. Vorig jaar wilde ik een weekje boeken in een vakantiepark. Tot ik de prijzen zag. Een week in het hoogseizoen kost nog altijd rond de 250 euro. En ik moet toekomen met 120 euro per week.’
De anderen aan tafel laten hun misprijzen horen. Ook ik schrik. Ik had eerlijk gezegd nog nooit naar de prijzen gekeken. Ik zeg Anita dat ik voor haar zal uitkijken naar een betaalbare vakantie.

‘Hebben jullie nog vakantieplannen?’, vraag ik aan de anderen. ‘Wij gaan niet op vakantie naar het buitenland’, antwoordt Franky. Hij slist een beetje omdat hij onderaan een aantal tanden mist. ‘Wel doen we uitstappen in de
buurt. En dan kiezen we plekken die op het buitenland lijken. Kijk, hier zijn we in de Kalmthoutse Heide. Het is precies alsof we in Afrika zitten.’ Iedereen aan tafel lacht terwijl Franky een foto op zijn gsm laat zien. ‘Amai ja, jullie zijn precies op safari!’, schatert Anita. Franky staat zijn met zijn zoon in T-shirt, korte broek en zonnebril op de neus in het zand, met op de achtergrond een boom die zo uit een documentaire van David Attenborough lijkt weggeplukt.
‘Onze Kevin heeft toen op school gezegd dat we naar Kenia waren geweest. Tja, al die andere jonge gasten doen ook zo van die zotte reizen, hij moet toch kunnen meepraten?’

Stefanie port mij aan: ‘En waar ga jij naartoe?’ Ik voel me opeens schuldig dat ik deze zomer wel twee vakanties heb gepland, een citytrip naar Londen en twee weken naar het zuiden van Frankrijk. Even is het stil. ‘Het zuiden van Frankrijk, dat is prachtig’, doorbreekt Hugo de stilte. Ik ben blij dat er geen afgunstige opmerkingen komen. ‘Daar ben ik in mijn jonge jaren eens geweest, met de jeugdbeweging. We stonden met onze tenten op de weide van een boer, met een prachtig zicht op de bergen. En elke avond staken we het kampvuur aan en speelde ik gitaar.’ Zijn ogen lijken vochtig te worden, maar hij herpakt zich. ‘Ja, echt mooi is het daar, wel warm, en veel krekels en…’ ‘Ik wist niet dat jij gitaar speelde, Hugo?’, onderbreekt Franky hem. Hugo knikt. ‘Ja, vroeger, maar mijn gitaar is bij een verhuizing verloren gegaan.’ Anita trekt haar wenkbrauwen op alsof ze wil zeggen dat Hugo al wel meer is kwijtgespeeld. Dat verwondert me niet. Hoe vaak zijn Hugo en Anita al niet verhuisd? ‘Dat is jammer’, reageert Stefanie. ‘Anders had je eens een liedje kunnen spelen voor ons.’ ‘Ja, maar hij is wel geen Will Tura hé’, grinnikt Anita en ze geeft Stefanie een elleboogstoot. Iedereen lacht, we weten allemaal dat Stefanie zot is van Will. ‘Dat is nog zoiets, muziek’, zegt Franky. ‘Ik vind dat prachtig. Als ik ’s ochtends opsta en ik hoor mooie muziek, dan kan mijn dag niet meer stuk. En als ik mij slecht voel, dan zet ik een plaatje op.’ Franky lijkt weg te dromen. ‘Trouwens, ik heb ooit eens gelezen dat muziek echt goed is voor de gezondheid. Je krijgt er minder stress door en je voelt minder pijn. Het heeft iets te maken met de hormonen denk ik.’

Ik knik instemmend. ‘Hebben jullie misschien eens zin om mee te gaan naar de opera in Brussel?’ Franky en Hugo reageren meteen enthousiast. ‘Maar kost dat dan niet veel?’, vraagt Franky bezorgd. Ik stel hem meteen gerust: ‘Normaal gezien wel, maar via ATD Vierde Wereld kunnen we gratis tickets krijgen voor de generale repetities. Dus als jullie interesse hebben?’ Ik schrijf Hugo en Franky meteen op voor de volgende voorstelling. Ze spreken ook af om samen met de trein naar Brussel te rijden. ‘Wil er nog iemand mee? Stefanie?’ Stefanie schudt haar hoofd: ‘Opera, dat is niets voor mij. Al die overdreven kostuums. Geef mij maar Will Tura.’